Toegewijd volgeling van Tsjechisch.

Ik had nooit de ambitie om Tsjechisch te leren, maar op een dag begon ik er toch aan. Ik vond de taal een beest. De Tsjechische klanken sloegen als machinevuur op mijn hersens in. Expats rondom rechtvaardigden hun middelmatige vorderingen met de troostende gedachte dat Tsjechisch (volgens een of ander onderzoek) tot de moeilijkste talen ter wereld hoort (wat ik niet geloof). Ik koesterde nooit de illusie dat ik op een dag Tsjechisch zou verstaan, nog minder spreken. Maar na maanden in het donker en een paar jaar in de mist, klaarde het op een dag op, en (in tegenstelling tot wat de expats volhielden) bleek ook Tsjechisch gewoon te begrijpen. Het is uiteindelijk ook maar een taal, bestaand uit vocabulaire en grammatica.

Wat niet wil zeggen dat ik er in uitblink. Ik volg het. Letterlijk. Toegewijde volgeling van Tsjechisch. Ik volg - ik achtervolg - de Tsjechische zinnen. Ik raak achterop, en moet de pas erin zetten om de draad weer op te pakken. Ik lach een fractie te laat om een grap. Ik lach sowieso iets te hard om een grap; zo blij dat ik het begreep. Ik knik mee als ik begrijp. Niet omdat ik het er zo hard mee eens ben, maar omdat ik het nog steeds volg. Anticiperen op wat komen gaat - op wat de spreker nu weer zeggen gaat - doe ik niet. Mezelf vertrouwen dat wat ik heb begrepen ook daadwerkelijk gezegd is ook niet. Als ik niet vertrouwd ben met het thema, duurt het vaak even voordat ik genoeg sleutelwoorden heb verzameld om tot een zeker begrip te komen. De tussenruimtes vul ik met eigen interpretaties.

Plotselinge wendingen in een verhaal zijn het lastigst. Ik verwijt de spreker op zulke momenten hun gebrek aan logica of breedsprakigheid. Voor het eerst in een andere taal kom je tot de conclusie hoeveel woorden er vallen, hoe verkwistend men is met taal. Er wordt te veel gepraat. Men mocht wel eens wat zuiniger zijn met woorden.

Ik volg de zinnen op de voet. Ik anticipeer niet wat komen gaat. Vooral niet als ik niet vertrouwd ben met het onderwerp. Het levert nog wel eens komische situaties op. Toen we in een kamphuis zaten met studenten en ik aardappels stond te schillen. Een vrouw kwam de keuken in, wist niet van mijn taalgebrek, stond tegen me aan te praten. Ik proberen te oriënteren op het onderwerpen. Te weinig houvast, gebrek aan sleutelwoorden. Wat praat men veel. Duikt er een geit op in de woordenmist. Geit, hoor ik dat goed? Nee, dat kan niet. Waar haal ik de geit vandaan? Is er een geit? Welk woord lijkt op geit? Ja, toch echt een geit. De aardappelschillen voor de geit. Oh, of we het groenteafval aan de geit willen voeren. Hard knikken, grote bereidwilligheid, zelfs lachen. Ik begrijp, ik volg, natuurlijk zijn de schillen voor de geit! Of toen ik een student tegen het lijf liep op het centraal station van Ostrava. Gitaar op zijn rug, muziekles gehad. De hele familie muzikaal, zegt hij. Wat zei je nou, zingt je vader in een koor, vraag ik? Nee, mijn opa. Oh, leuk! Nog steeds? Nee, hij heeft geen tanden meer. Tanden? Heeft hij het nou over tanden? Maar ik volg! Zonder tanden niet articuleren. Heeft hij dan geen valse tanden, vraag ik (accuraatheid ondergeschikt aan begrijpelijkheid)? Nee, die vallen eruit. Oh, lastig met eten. Hilariteit. Omdat het hilarisch is. Omdat ik iets hilarisch volg.

Wat ik zeg, komt er ook lang niet altijd uit zoals ik dat wil. 'Ben je blij, dat....' wil ik vragen aan een vriend. Maar na de komma raak ik verstrikt in de voorwaardelijke vorm, en mijn vraag stokt. De vraag die hij hoort is of hij wel gelukkig is. Dat probeert hij, zegt hij. Maar het is wel een persoonlijke vraag, zo midden in een gesprek. En ik was geeneens van plan dat te vragen. Maar misschien was het een vraag die toch eens gesteld moest worden.