Dat heeft Tsjechie dan weer niet

Tsjechie heeft van alles wél 
maar één ding heeft het niet, en dat is een ernstig gemis: de zee en het strand. 
 En niet alleen de zee en het strand, maar de hele totaalbeleving die ontbreekt. 

Van altijd de wind door je haar
en altijd de zeemeeuwen cirkelend, krijsend boven je hoofd. 
Die zeemeeuwen zijn ratten, en ze maken lawaai,
maar zonder hen zou het ook maar stil en raar zijn.

Kijken naar mensen - zandscheppende peuters, machopubers, ANWB-senioren.

Gehannes met strandstoelen en windschermen en met omzichtig omkleden.
Dat iemand - net ingesmeerd - ligt te zonnen,
en een of andere sukkel dan een handdoek uitschudt, verkeerde windrichting,
zand op de zonnebrand.
Dat je kunt staren naar waar zee en hemel elkaar eindelijk raken, 
en het ineens nog zo onlogisch niet lijkt dat de aarde rond is.
En dat je Engeland niet kunt zien, maar het is er wel,
aan de andere kant.
Het gevoel van softijs op het strand. En kijken naar mensen die softijs kopen.
Of naar de mensen die niet van plan waren er eentje te kopen,
en dan toch vaart verminderen, wijfelen, teruggaan.
Getuige zijn van het drama van het kind als ijs lekt, scheefzakt,
en soms onherroepelijk op de grond ploft.

Of kibbeling op de boulevard.

En mensen observeren die zoute haring kopen,
hoofd achterover, in een typisch Hollandse gewoonte,
die hele glibberige vis in nog geen halve minuut hap-slik-weg.
De duinen met oersterke planten en messcherp helmgras.
Bij de laatste duintop eindeloos omhoog sjokken door het mulle zand
en dan - bovenaan gekomen- je laten gaan, hollende de waterlijn tegemoet.

Maar bovenal - dat heeft Tsjechie niet en dat is een ernstig gemis -
dat als je moe bent 
- of je daar nu een goede reden voor hebt of niet -
je naar het strand kunt sjokken, neer kunt ploffen in het warme zand,
languit en lamlendig
en je effe he-le-maal nergens aan hoeft te denken.