De eerste keer dat ik op de bouwput bij Narodní Třida stuitte, kukelde ik er bijna in. De afbrokkelende kanten waren niet bijzonder goed afgesloten met hekken, en ik ging kijken of ik foto's kon nemen. Ik werd weggejaagd door patrouillerende bouwvakkers. Dat dan weer wel. Ik weet niet of mijn veiligheid hun eerste zorg was, of dat ze bang waren voor spionage.
In Tsjechië heb je - voor zover ik dat kan beoordelen - lang niet altijd bijzonder zorgvuldige veiligheidsmaatregelen rondom straatwerken en bouwputten. Ze gaan er blijkbaar van uit dat je zelf maar oppast waar je loopt. Mijn vrienden en ik gingen eens op onderzoek uit in een vervallen hotel in het dorp. Geen hekken of waarschuwingsborden, niks. Overal puin. Op zolder vonden we een oude slee. De jongens gingen toen de zoldertrap af sleeën.. Een andere keer reed ik met een vriendin in een pruttelend autootje door een slaperig dorp. Ineens zagen we een paar oranje pionnen op de weg. Toen we eromheen slalomden, zagen we een hoofd boven het asfalt uitsteken. Stond iemand te graven in een putje. Dan moet je wel een beetje vertrouwen hebben in de slalomtechnieken van passerende auto's!
Tot mijn spijt werden mijn fotografeerplannen die eerste keer verijdeld. Maar het beeld bleef in mijn hoofd hangen. Het had iets onwerkelijks. Midden in de stad lag een wereld ver in de diepte. Zo diep, dat de bouwvakkers op legopoppetjes leken, en de bouwmaterialen er licht en breekbaar uitzagen. Madurodam! En het werk waar de bouwvakkers mee bezig zijn, leek zo klein en onbenullig, daar ver weg in de diepte!
Vandaag was ik er weer. Ik stak mijn camera in de lucht, over het hek, en zo zijn de foto's er alsnog gekomen. En niemand die me tegenhield.