Als
je naar een ander land verhuist, dan is alles nieuw, alles
interessant. Je begrijpt aanvankelijk niet zo veel, en alles moet
ontdekt worden. Ik voel me soms weer als een kind.
Meestal
heb ik maar een zeer schimmig idee van waar de mensen het over
hebben.
Ik versta de taal als het over concrete onderwerpen gaat. Bij
abstracte discussies en lange woorden haak ik af. Dan trek ik me
terug in m'n eigen gedachtenwereld. Maar als er herkenbare zinsdelen
opduiken uit de mist van woorden dan ben ik opgetogen!
Tsjechiche
nieuwswebsites klik ik enkel aan als ik
genoeg tijd heb om een artikel te ontcijferen.
Dus leef ik in een
wereld spaarzaam bevolkt met nieuwsberichten, filemeldingen, droge
politieke verhandelingen, en ongelukken.
En
de dingen die ik in Nederland al saai vind – een brief van de
energiemaatschappij of formulieren invullen in het postkantoor - zijn
hier nog saaier. Dus is het verleidelijk – het zal wel aan mij
liggen - om dingen maar te negeren. En rond te zweven in m'n bubbel
van – zalige of domme – onwetendheid.
Zoals reizen met de
trein! In de Nederland doe ik dat zonder er bij na
te denken.
Hier vallen me de dingen weer op; de pet van de
conducteur, de schuifdeuren van de coupé, het
stempel op m'n kaartje, de noodrem. Alles is interessant.
Als je met
de trein door het Tsjechische platteland rijdt, zie je ook vaak
grote roedes herten een reeën in de velden. Ik heb dan elke keer de
neiging om m'n medepassagiers te porren 'kijk, hertjes!'
En behalve de trein zijn er meer
opgetogen momenten: een Tsjechisch liedje op de radio herkennen,
naamvallen in het wilde weg juist raden, weten waar de grootste en
iets minder grote steden liggen, een culturele referentie kunnen
plaatsen.
Zo werk ik me door m'n kindse dagen
heen, soms in gelukzalige maar hachelijke onwetendheid, soms met
lonende inspanning.En ik weet dat groei niet valt te
stuiten. Dus zet ik me schrap voor de volgende fase: de puberteit.
En de dingen die ik in Nederland al saai vind – een brief van de energiemaatschappij of formulieren invullen in het postkantoor - zijn hier nog saaier. Dus is het verleidelijk – het zal wel aan mij liggen - om dingen maar te negeren. En rond te zweven in m'n bubbel van – zalige of domme – onwetendheid.
Als je met de trein door het Tsjechische platteland rijdt, zie je ook vaak grote roedes herten een reeën in de velden. Ik heb dan elke keer de neiging om m'n medepassagiers te porren 'kijk, hertjes!'