Onlangs bracht ik een twee dagen door in de bergen met een groep Tsjechen. Het idee was om overdag te hiken in de IJzeren Bergen ten zuiden van Pardubice, en ´s avonds worstjes te braden boven een kampvuur en biertjes te drinken. Zo simpel kan het leven zijn. Voor mij als groentje in een nieuw land was het een schitterende ervaring die me regelrecht vanuit cosmopolitisch Praag naar het onvervalste Tsjechische landleven voerde. Ik kan het niet laten om een paar momenten te delen. En van te voren de waarschuwing dat dit een lang verhaal wordt.
Het begon met de treinreis van Praag naar Chrudim. In Tsjechië wordt een treinreis serieus genomen. Het is meer dan vervoer van A naar B, het is een reis. Het gaat langzaam, er wordt gestopt bij elk gehucht, en een conducteur met een blauw uniform en platte pet controleert nauwgezet de kaartjes. En het allermooiste is dat er bij elk stationnetje een deur opengaat, en er een geuniformde stationbeambte naar buiten stapt – overdag met signaalbord, ´s avonds met zaklamp – die stilzwijgend de trein gadeslaat en bij het wegrijden nakijkt. De functie is mij totaal onbekend, maar het geeft zeker gewicht aan reizen met de trein.
Ik stapte uit bij het verkeerde station. Ik merkte dat op toen zowel het station als de verwachte bijbehorende bushalte bleken te ontbreken. In plaats daarvoor bevond ik me in een aardedonker veld. Een bord met ´Chrudim zastavka´ was het enige teken dat het wel degelijk een treinhalte was. Al was het de verkeerde. Zeg maar Leiden-Lammeschans in plaats van Leiden Centraal. Ik zette het op een holletje naar de bewoonde wereld, en haalde de bus die me dieper het Tsjechische platteland in voerde.
De cottage waar we met z´n tienen twee nachten doorbrachten was van Honza´s oma. Jammergenoeg was ze er zelf niet. In haar jongere jaren was ze een hoge piet in het leger, en het was haar taak om de hygiëne van de soldaten in goede banen te leiden. Het had me leuk geleken om haar te ontmoeten, want het schijnt een pittige dame te zijn met een grote afkeer van het communisme. Haar huisje lag aan de rand van het bos, en was oergezellig en primitief. Er was electriciteit, maar geen stromend water. Voor water moest je met twee jerrykannen een halve kilometer door het bos lopen totdat je bij een put kwam. We konden dus thee zetten en tanden poetsen, maar niet douchen. Maar dat was niet erg, omdat niemand het deed.
Het huisje van Honza´s oma is overigens niet persé uniek. Heel veel Tsjechen bezitten een cottage ergens in de heuvels. Dat is nog een overblijfsel van het communisme: de mensen hadden weinig mogelijkheden om buiten de grenzen te reizen, maar konden wel voor weinig geld een vakantiehuisje aanschaffen. Vakanties en weekenden werden en worden vaak nog steeds hier doorgebracht. Het is min of meer kamperen: de huisjes zijn eenvoudig, en het grootste deel van de dag wordt in de buitenlucht doorgebracht met grote wandeltochten door de natuur, paddestoelen plukken, en koken boven een kampvuurtje. Het verbaast me dan ook niks dat veel Tsjechen zulke outdoorliefhebbers zijn. Én fit, daar kwam ik deze twee dagen wel achter.
Beide dagen stond er een wandeltocht op het programma. Op dag twee zelfs mét bagage, omdat we naar het station zouden wandelen. Niet regelrecht uiteraard. Ik maakte me zorgen of ik de überfitte Tsjechen wel bij zou houden, maar het ging. En het was genieten.. De herstbossen stonden in vuur en vlam. Soms was er een beekje, soms een meertje. Soms nevel, soms zonneschijn. Hier en daar een oude ruine, of een rotspartij om tegenop te klauteren. We wandelden door kleine dorpjes met blaffende honden, loslopende ganzen en roestende traktors. (Volgens m´n Tsjechische vrienden zijn de Tsjechen heel vindingrijk, en bouwden ze tijdens de schaarse jaren van het communisme zelfs hun wasmachines om tot traktors. Sterk verhaal, maar wel leuk!). We staken omgeploegde akkers over, en wandelden door uitgestrekte bossen met kaarsrechte naaldbomen of dikke tapijten van afgevallen bladeren. We aten appels en peren die vergeten aan fruitbomen hingen, en zo nu en dan dook er een fles rum op die broederlijk gedeeld werd.
Rond tweeën streken we op dag één neer in een Tsjechische pub in een gehucht. Het was een intrigerende plek. Buiten zaten acht mannen in boswachterspakken en hoedjes met veren liederen te brullen bij een gitaar en mondharmonica en bier te drinken. Binnen stond de cafébaas grote pullen bier en Kofola te tappen. (Sorry dat ik bier zo vaak noem, maar het is echt een integraal onderdeel van de Tsjechische cultuur). Hij had een matje en een bierbuik. We vroegen of we ook wat konden eten. Hij zei dat er nog voor twee personen warm eten over was, omdat ze normaal op niet zoveel mensen rekenen. Even later kwam zijn vrouw uit de keuken zetten met twee borden met varkensvlees-met-zuurkool-en-knoedels. Niemand die ontkent dat dit niet voedzaam is.
Laat op de middag zaten we op de tweede dag uit te rusten op een open plek in het bos. Groot was onze verbazing toen er een auto met twee oude mensen de heuvel op kwam rijden. Temeer omdat er geen weg en zelfs geen karrespoor was. De auto stopte, en vroeg of wij soms wisten waar het station was. Dat wisten we niet, en toen reden ze weer verder.
En zo gaat alles op het Tsjechische platteland z´n eigen gangetje. Het leven gaat er wat minder snel, en de wensen lijken wat minder veeleisend: goed gezelschap, dicht bij de natuur, een kampvuur om worstjes op te braden, en een fles rum om rond te delen. Zo simpel kan het leven soms zijn. Ik ben er geloof ik een beetje verliefd op geworden.
Het begon met de treinreis van Praag naar Chrudim. In Tsjechië wordt een treinreis serieus genomen. Het is meer dan vervoer van A naar B, het is een reis. Het gaat langzaam, er wordt gestopt bij elk gehucht, en een conducteur met een blauw uniform en platte pet controleert nauwgezet de kaartjes. En het allermooiste is dat er bij elk stationnetje een deur opengaat, en er een geuniformde stationbeambte naar buiten stapt – overdag met signaalbord, ´s avonds met zaklamp – die stilzwijgend de trein gadeslaat en bij het wegrijden nakijkt. De functie is mij totaal onbekend, maar het geeft zeker gewicht aan reizen met de trein.
Ik stapte uit bij het verkeerde station. Ik merkte dat op toen zowel het station als de verwachte bijbehorende bushalte bleken te ontbreken. In plaats daarvoor bevond ik me in een aardedonker veld. Een bord met ´Chrudim zastavka´ was het enige teken dat het wel degelijk een treinhalte was. Al was het de verkeerde. Zeg maar Leiden-Lammeschans in plaats van Leiden Centraal. Ik zette het op een holletje naar de bewoonde wereld, en haalde de bus die me dieper het Tsjechische platteland in voerde.
De cottage waar we met z´n tienen twee nachten doorbrachten was van Honza´s oma. Jammergenoeg was ze er zelf niet. In haar jongere jaren was ze een hoge piet in het leger, en het was haar taak om de hygiëne van de soldaten in goede banen te leiden. Het had me leuk geleken om haar te ontmoeten, want het schijnt een pittige dame te zijn met een grote afkeer van het communisme. Haar huisje lag aan de rand van het bos, en was oergezellig en primitief. Er was electriciteit, maar geen stromend water. Voor water moest je met twee jerrykannen een halve kilometer door het bos lopen totdat je bij een put kwam. We konden dus thee zetten en tanden poetsen, maar niet douchen. Maar dat was niet erg, omdat niemand het deed.
Het huisje van Honza´s oma is overigens niet persé uniek. Heel veel Tsjechen bezitten een cottage ergens in de heuvels. Dat is nog een overblijfsel van het communisme: de mensen hadden weinig mogelijkheden om buiten de grenzen te reizen, maar konden wel voor weinig geld een vakantiehuisje aanschaffen. Vakanties en weekenden werden en worden vaak nog steeds hier doorgebracht. Het is min of meer kamperen: de huisjes zijn eenvoudig, en het grootste deel van de dag wordt in de buitenlucht doorgebracht met grote wandeltochten door de natuur, paddestoelen plukken, en koken boven een kampvuurtje. Het verbaast me dan ook niks dat veel Tsjechen zulke outdoorliefhebbers zijn. Én fit, daar kwam ik deze twee dagen wel achter.
Beide dagen stond er een wandeltocht op het programma. Op dag twee zelfs mét bagage, omdat we naar het station zouden wandelen. Niet regelrecht uiteraard. Ik maakte me zorgen of ik de überfitte Tsjechen wel bij zou houden, maar het ging. En het was genieten.. De herstbossen stonden in vuur en vlam. Soms was er een beekje, soms een meertje. Soms nevel, soms zonneschijn. Hier en daar een oude ruine, of een rotspartij om tegenop te klauteren. We wandelden door kleine dorpjes met blaffende honden, loslopende ganzen en roestende traktors. (Volgens m´n Tsjechische vrienden zijn de Tsjechen heel vindingrijk, en bouwden ze tijdens de schaarse jaren van het communisme zelfs hun wasmachines om tot traktors. Sterk verhaal, maar wel leuk!). We staken omgeploegde akkers over, en wandelden door uitgestrekte bossen met kaarsrechte naaldbomen of dikke tapijten van afgevallen bladeren. We aten appels en peren die vergeten aan fruitbomen hingen, en zo nu en dan dook er een fles rum op die broederlijk gedeeld werd.
Rond tweeën streken we op dag één neer in een Tsjechische pub in een gehucht. Het was een intrigerende plek. Buiten zaten acht mannen in boswachterspakken en hoedjes met veren liederen te brullen bij een gitaar en mondharmonica en bier te drinken. Binnen stond de cafébaas grote pullen bier en Kofola te tappen. (Sorry dat ik bier zo vaak noem, maar het is echt een integraal onderdeel van de Tsjechische cultuur). Hij had een matje en een bierbuik. We vroegen of we ook wat konden eten. Hij zei dat er nog voor twee personen warm eten over was, omdat ze normaal op niet zoveel mensen rekenen. Even later kwam zijn vrouw uit de keuken zetten met twee borden met varkensvlees-met-zuurkool-en-knoedels. Niemand die ontkent dat dit niet voedzaam is.
Laat op de middag zaten we op de tweede dag uit te rusten op een open plek in het bos. Groot was onze verbazing toen er een auto met twee oude mensen de heuvel op kwam rijden. Temeer omdat er geen weg en zelfs geen karrespoor was. De auto stopte, en vroeg of wij soms wisten waar het station was. Dat wisten we niet, en toen reden ze weer verder.
En zo gaat alles op het Tsjechische platteland z´n eigen gangetje. Het leven gaat er wat minder snel, en de wensen lijken wat minder veeleisend: goed gezelschap, dicht bij de natuur, een kampvuur om worstjes op te braden, en een fles rum om rond te delen. Zo simpel kan het leven soms zijn. Ik ben er geloof ik een beetje verliefd op geworden.
Comments
Post a Comment